Twaalf basisregels
Hoe breng je een boodschap over op kinderen en jongeren?
De meeste onderwijsmethodes zijn gericht op het overbrengen van informatie: we vertellen, leggen uit, lichten toe en we doen voor. We verwachten van de ander dat hij aanneemt wat we zeggen en kopieert wat wij doen. Maar als je goed kijkt hoe kinderen en jongeren leren, dan is dat voornamelijk door ervaren. Door te ontdekken, uit te proberen, te onderzoeken, zich te verwonderen, na te denken, verbanden te zien, te discussiëren en de puzzelstukjes zelf in elkaar te leggen. Dit activeert hun brein, het stimuleert en het motiveert en bovendien wordt de informatie veel beter onthouden en toegepast
Dit zijn belangrijke dingen voor wie werkt met kinderen en jongeren en ze wil versterken! Want het uiteindelijke doel van je onderwijs of coaching, is dat ze de kennis gaan toepassen. Als je een boodschap wilt overbrengen op kinderen en jongeren, wees dan niet alleen bezig met de inhoud van je boodschap, maar bedenk ook goed hoe je die boodschap overbrengt en wanneer.
Deze 12 basisregels helpen je daarin op weg! Ze gelden zowel voor het contact met kinderen als met jongeren. Belangrijk is natuurlijk wel dat je rekening houdt met de verschillende ontwikkelingsfasen. Zo zijn kinderen tot ongeveer 12 jaar echte sponzen, die veel kennis en informatie kunnen en willen opslaan en nog niet zo bezig zijn met wat ze daar zelf van vinden. Vertel jij maar gewoon hoe het zit. Na 12 jaar verandert dat: ze willen hun eigen mening erover vormen, willen ze vergelijken met wat anderen denken, stellen ze kritische vragen en zijn op zoek naar wat het betekent voor hun eigen leven. In deze periode sluit coachend onderwijs beter aan.
HOUDING
1. Jij maakt verschil!
Wees je bewust van de belangrijke taak die je hebt! Wat jij mee geeft, maakt verschil in de rest van hun leven. Je mag met hen optrekken en in relatie met hen staan. Daar doorheen mag je laten zien Wie God is en mag je Zijn wijsheid, Zijn waarheid en Zijn liefde doorgeven.
2. Enthousiasme & beleving
Plezier, enthousiasme en passie werken aanstekelijk. Als jij enthousiast bent in de dingen die je doet, neem je kinderen en jongeren daarin mee.
3. Richt je aandacht op hen
Het doel is dat jouw boodschap landt. Let daarom op de groep: sluit je activiteit aan? Wat hebben ze nodig? Wat zijn hun vragen, hun twijfels, hun behoeften? Het is belangrijk dat je met hén bezig bent, niet met je programma of met jezelf. Het draait om hen. Jij kunt het beste gewoon jezelf zijn, dat is echt precies goed J. En: een goede voorbereiding helpt enorm om je aandacht bij de groep te kunnen houden!
4. Walk your talk
Hoe ga jij zelf om met het thema dat je bespreekt? Wat is jouw mening? Welke keuzes maak jij? Ben je overtuigd van de waarheid en het belang van je boodschap? Vertel je uit eigen ervaring? Zien ze dit als ze naar jouw leven kijken? Alleen dan komt je boodschap over!
BOODSCHAP
5. De kracht zit in de eenvoud
Zorg dat de boodschap die je over wilt brengen kort en duidelijk is. Hou het simpel. Maak het niet wolliger, uitgebreider of complexer dan nodig en zorg dat die centrale boodschap over komt en onthouden wordt.
6. Wat je aandacht geeft, groeit
Je kunt veel tijd, energie en aandacht besteden aan alles waar je kinderen voor wilt waarschuwen en wat ze allemaal níet moeten doen. Veel krachtiger is het, om juist aandacht te besteden aan het goede: leer ze de vaardigheden om iets op de goede manier te doen, leer hen Gods Woord en hoe ze dat kunnen toepassen, geef hen de kennis die ze nodig hebben en leid hun aandacht naar deze dingen. Want wat je aandacht geeft, dát groeit.
7. Activeer het brein
Hoe meer hersengebieden actief betrokken zijn bij een bepaalde activiteit of ervaring, hoe beter hij wordt onthouden. Activeer die hersengebieden door creatief te werken: gebruik voorwerpen, beelden, geluiden, fysieke opdrachten, testjes, rollenspellen, denktriggers, filmpjes, voorbeelden, verhalen, gebruik je eigen ervaringen, levensverhalen van anderen, zet ze aan het werk en ga af en toe eens naar buiten. Door afwisseling in je programma kom je meteen ook tegemoet aan de verschillende leerstijlen die kinderen hebben.
8. Laat ze denken
Kauw je boodschap niet voor en serveer geen hapklare brokken, maar zet ze aan het denken. Daag ze uit en laat ze dingen zelf onderzoeken. Dit betekent niet dat je ze moet laten zwemmen of dat je nooit iets uit mag leggen. Maar sluit bij ze aan en prikkel ze. Laat ze hun vragen stellen en laat ze ontdekken dat ze (met wat hulp) zelf de antwoorden kunnen vinden!
VORM
9. Kies de juiste werkvorm
Zoek een passende werkvorm bij je boodschap. Zet de verschillende onderdelen in zo’n volgorde dat je boodschap zal gaan landen. Bouw de spanning op. Zorg ervoor dat je de clou niet weggeeft, maar op het eind uit de groep haalt. Samen nadenken helpt om de juiste keuzes te maken.
10. Betrek de hele groep
Laat bij elke werkvorm de hele groep meedoen. Gebruik competitiedrang door ze tegen elkaar te laten strijden of laat ze juist samenwerken, laat ze elkaar bevragen en met elkaar delen. Gebruik groepsdynamiek ter versterking van je boodschap en tot versterking van iedereen in de groep. Het geeft samenhang en beleving. Dit betekent natuurlijk wel dat je de kinderen goed moet kennen, of goed moet leren kennen J.
11. Laat hen aan het woord
Wees niet bezig met wat jij gezegd wil hebben, maar richt je op wat er in de groep gebeurt. Luister vooral heel goed en stel open vragen. Leid het gesprek in plaats van het gesprek te voeren. Sluit aan bij wat er uit de groep komt. Zorg dat iedereen de kans krijgt om te reageren en als iemand wil getuigen over iets in zijn leven of als iemand een hulpvraag heeft, zorg dat daar gelegenheid voor is (klassikaal of één op één).
12. Hou het overzicht
Bewaak de grote lijn: zorg ervoor dat aan het eind de kinderen je boodschap hebben opgepikt en dat ze die kunnen toepassen. Bewaak ook de sfeer in de groep en wees alert op wat er tussen de kinderen onderling gebeurt. Bij deze onderwijsmethode zijn veiligheid en vertrouwen in de groep essentieel. Laat raddraaiers niet hun gang gaan, hou de controle, laat geen enkele vorm van pesten toe en wees alert op signalen die kinderen afgeven. Laat het een veilige plek voor ze zijn waar ze kunnen groeien en ontwikkelen.