Op eigen benen

Het fietsen door de regen, waar je zelf zo’n hekel aan hebt, wil je je kinderen graag besparen. Dus als het regent, spring je in de auto en breng jij je kinderen naar school, naar de voetbal of naar de activiteiten in de kerk. Je chaotische kind is weer eens vergeten om te kijken naar zijn huiswerk. Hij blijkt morgen een werkstuk in te moeten leveren en schiet volledig in de paniek. Maar met wat hulp van jou zit dat werkstuk zo in elkaar. Doe je dat, of niet? Je wilt als ouder je kinderen zoveel mogelijk frustratie, moeite en verdriet besparen. Het is verleidelijk om je kind te beschermen door zelf zoveel mogelijk op te vangen en te corrigeren. Curlingouders noemen we dat: ouders die zoveel mogelijk weerstand en wrijving uit het leven van hun kind wegpoetsen. Het klinkt liefdevol, maar dat is het niet. Integendeel. Het gevolg is dat deze kinderen minder tegen het leven opgewassen zijn. Zij hebben niet geleerd hoe om te gaan met tegenwind, met teleurstelling, met onrecht of falen. Bovendien hebben ze niet voldoende ervaren dát ze zelf deze dingen kunnen overwinnen.

Natuurlijk is het ook niet de bedoeling  dat we kinderen aan hun lot overlaten en dat ze zelf hun weg maar moeten vinden in het leven. We hebben de opdracht van God om kinderen zo groot te brengen, dat zij straks op hun eigen benen kunnen staan en hun plaats kunnen innemen in Gods Koninkrijk en in de maatschappij. Dat betekent dat we hen moeten leren omgaan met alle aspecten van het leven hier op aarde, ook met moeilijkheden, frustraties en verdriet. God heeft ons niet beloofd dat het hier op aarde altijd leuk, makkelijk en gezellig zal zijn. Soms gaan we door een dal van diepe duisternis (Psalm 23:4), door het water of door het vuur (Jes. 43:2), Hij zal ons er doorheen leiden. Hij is ons fundament en een veilige schuilplaats voor ons (Psalm 46:2). Hij zal ons sterk maken en ons beschermen en bewaren (o.a. Psalm 18:32-33 en Psalm 121). Samen met Hem kunnen we dit leven aan.

 

Kom maar

Om kinderen stevig op eigen benen te laten staan, zijn twee principes van belang in de opvoeding. Het eerste principe is ‘Kom maar’. Kinderen hebben een veilige basis nodig, waar ze op terug kunnen vallen. Als het kind schrikt, als hij zich niet lekker voelt, als hij even behoefte heeft om te schuilen, dat hij weet dat hij bij jou terecht kan, dat je er voor hem bent. Een plek van geborgenheid, zorg en aandacht. In de eerste plaats zijn het de ouders die hen deze veiligheid bieden. Daarnaast kunnen ook de kerk, de familie of andere volwassenen in de omgeving van het kind een stukje van deze behoefte invullen.

Ook een tiener heeft hij jou nog steeds nodig om ‘klaar’ te staan voor als hij het even niet meer weet. Zelfs als hij al heel volwassen lijkt. De wetenschap dat hij op jou terug kan vallen als dat nodig is, geeft vertrouwen en veiligheid en maakt dat hij zich zekerder voelt. Tieners vinden het vaak fijn dat je ergens binnen handbereik (of binnen app-bereik) bent. Misschien maken ze er zelden gebruik van, maar het feit dat er bent in het geval het nodig is, geeft steun.

Hoe beter je je kind kent, hoe beter je kunt inschatten wat hij nodig heeft en hoe beter je er voor hem kunt zijn. Een veilige basis betekent ook dat je je kind beschermt tegen situaties die hem beschadigen. En dat je kind weet je deur voor hem open staat. Wat hij ook gedaan heeft, wat zijn karakter ook is – dat je van hem houdt omdat hij is wie hij is.

 

Toe maar

Het tweede principe is ‘Toe maar’. Kinderen moeten leren hun weg te vinden in de wereld waarin ze leven. Ze hebben ruimte nodig om te ontdekken en uit te proberen. Stevig in je schoenen staan, betekent immers ook dat je niet bang bent voor de wereld om je heen, maar dat je weet hoe je daar staande kunt blijven. Door in het bos of in een speeltuin te klimmen en te klauteren, leren kinderen bijvoorbeeld hun spieren en hun evenwicht gebruiken. Het is niet erg als ze een keertje vallen en een schaafwond oplopen. Zo leren ze beter om situaties zelf in te schatten en hoe ze bepaalde obstakels kunnen overwinnen. Dat begint al jong wanneer je peuter roept dat hij het ‘zelluf’ wil doen. Dat vraagt een stukje loslaten van jou als ouder. Het gaat dan immers niet op jouw tempo en misschien ook niet op jouw manier. Maar is dat erg? Het gaat er niet om dat het klusje wordt gedaan, maar dat je kind er iets van leert en vaardiger wordt. Dat mag wat tijd en oefening kosten. Ook als ze groter worden en ze hun kamer op hun eigen manier opruimen en poetsen, als ze op hun manier hun huiswerk plannen of van hun eigen geld zelf een cadeautje voor iemands verjaardag uitzoeken.

Je weg vinden in het leven gaat met vallen en opstaan. Zo ontdekken ze wat wel en wat niet werkt. En ze leren zichzelf beter kennen: waar ze wel en niet goed in zijn, wat ze leuk en minder leuk vinden, et cetera. Zelf behaalde succeservaringen geven vertrouwen: toch die moeilijke som opgelost, toch die ruzie weer bijgelegd. Juist de kleine oefeningen in de kinder- en tienertijd, bereiden hen voor op de grotere issues van het volwassen leven. Dat geldt op alle terreinen van het leven (omgaan met vriendschap, ruzie zelf leren oplossen, huiswerk, voor een dier zorgen, huishoudelijke taken, omgaan met geld, verantwoordelijkheid dragen). Wanneer we hen die training onthouden, kan de wereld om hen heen hen beangstigen en is de kans groot dat ze ergens in hun leven vastlopen of omvallen.

 

Vader en moeder

Kinderen hebben zowel hun vader als hun moeder nodig. Het is niet zomaar, dat een kind alleen kan ontstaan door het samenspel van man en vrouw. God heeft man en vrouw verschillend geschapen en Hij heeft hen een verschillende rol gegeven binnen het gezin (o.a. Ef. 5:22 – Ef. 6:4). Ondanks de diversiteit die er tussen mannen onderling en tussen vrouwen onderling bestaat, is duidelijk dat vaders een andere invloed op hun kind hebben dan moeders.

In het kort kun je zeggen dat moeders vooral invloed hebben op de veilige basis van een kind. Van zijn moeder leert een kind (hoofdzakelijk) praten, omgaan met zijn emoties en rekening houden met anderen. Door te troosten, te bemoedigen, te verzorgen en te beschermen, creëert een moeder veiligheid en geborgenheid.

Van zijn vader leert een kind (hoofdzakelijk) de wereld in te gaan. Vaders hebben grote invloed op de weerbaarheid van een kind, op grenzen, fysiek spel en het omgaan met agressie. Zij leren hun kind risico’s nemen, avonturen beleven en de confrontatie aan gaan. In de Bijbelse cultuur zie je dit heel mooi terug: vaders nemen hun kinderen vanaf het twaalfde jaar bijna letterlijk mee het huis uit, de wereld in. En mee naar de tempel! Om te laten zien wat echt belangrijk is in het leven! Vaders hebben een grote impact op het geloofsleven van hun kinderen. Wanneer God niet centraal staat in hun leven en de Bijbel geen leidraad voor hen is, zie je dat kinderen sterk de neiging hebben God en de kerk te verlaten, met name de zoons.

Vaders hebben bovendien de grootste invloed op grenzen en risicogedrag in de puberteit. Wanneer een vader de grens aangeeft, heeft dat veel meer effect dan wanneer een moeder dat doet. Dit gaat niet om de manier waarop, maar simpelweg wie de grens hanteert en overdraagt. Van de jongeren die in de puberteit (ernstig) risicogedrag vertonen en betrokken raken bij vandalisme en criminaliteit heeft de overgrote meerderheid een afwezige vader, een slechte relatie met zijn vader of een vader die geen grenzen hanteert.

 

Coach of rechter?

Terwijl je kind opgroeit, geef je hem onderwijs, je voedt hem op en je leert hem alles te doen wat God gezegd heeft (Matt. 28:37, Matt. 7:24). Spreuken 1:8: ‘Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet, want ze zijn een bevallige krans om je hoofd en schakels van een ketting om je hals’. Je kind probeert jouw voorbeeld en jouw wijze raad met vallen en opstaan toe te passen, maar dat gaat natuurlijk niet foutloos. Daar kun je op verschillende manieren op reageren.

Eén manier is die van de rechter. Een rechter heeft het wetboek als leidraad. Ieder die dit wetboek overtreedt, komt in de beklaagdenbank, wordt terecht gewezen, veroordeeld en gestraft. Met als doel bekering en herstel. Op zichzelf is het niet verkeerd om kinderen te confronteren met hun ongehoorzaamheid en daar consequenties aan te verbinden. Maar als deze benadering de boventoon voert, wat gaan kinderen dan doen? Zij gaan hun fouten verbergen en afstand creëren. En dat wil je juist niet.

Een andere benadering is die van de coach. Denk bijvoorbeeld aan een voetbaltrainer die een groep kinderen wil leren voetballen. Ook hij heeft een reglement waar de kinderen zich aan moeten houden en heeft het gezag om dit te handhaven. Maar waar ligt zijn focus? Als het goed is, op hoe hij deze kinderen beter kan laten worden in het spel. Hij wil ze het spel zo goed mogelijk leren spelen. Hij traint ze in vaardigheden, in technieken en in spelinzicht. Hij kijkt welke speler het beste op welke positie kan staan. Hij zorgt ervoor dat elke speler wordt ingezet op zijn sterke punten en dat hij zijn zwakke punten versterkt of laat dekken door een andere speler. Als iets niet goed gaat, geeft hij tips en adviezen hoe ze dezelfde situatie een volgende keer beter kunnen aanpakken. Successen vieren ze samen, verliezen incasseren ze met elkaar. Wat gaan kinderen doen als ouders hen op deze manier benaderen? Ze zullen eerder advies vragen en durven hun fouten te bespreken om samen te zoeken hoe dit een volgende keer anders kan.

 

Groeien naar zelfstandigheid

Op Zijn twaalfde jaar ging Jezus Zelf naar de tempel om Zijn vader te dienen. In de Joodse cultuur is dit de start waarop kinderen oefenen om zelf hun plaats in te nemen in de kerk en in de samenleving. Pas vanaf hun dertigste jaar zijn ze ‘jongeman af’. In die periode van onderweg zijn naar volwassenheid is het soms een lastige uitdaging voor veel ouders om in specifieke situaties te beslissen of hun kind bescherming van hen nodig heeft of juist ruimte om te onderzoeken. In dat denkproces kunnen een paar punten helpen om tot een goede afweging te komen.

Vaardigheden
Je kind moet eerst de benodigde vaardigheden onder de knie hebben, voordat je hem in een bepaalde situatie toelaat. Je leert een kind ook niet zwemmen door hem in het diepe water te gooien. Eerst oefen je alle benodigde vaardigheden in een veilige setting en pas als je weet dat hij het aankan, laat je hem toe in het diepere water. Bedenk daarom welke vaardigheden je kind nodig heeft om met de situatie om te gaan. Heeft hij deze vaardigheden voldoende onder de knie of heeft hij hierin nog wat oefening nodig?

Veiligheid
Bedenk goed op welk terrein je je kind ‘los laat’. Is het veilig? Kan hij hier zijn zonder al te grote risico’s en gevaren? Kinderen en jonge tieners kunnen bijvoorbeeld moeilijk online iemands intenties doorzien en zijn erg kwetsbaar voor mensen met verkeerde bedoelingen. Met wie laat je je kind in contact komen? Hoe kun je hem hiertegen beschermen?

Eigenheid
Spreuken 22:6: ‘Oefen de jongeman overeenkomstig zijn levensweg.’ Kinderen hebben hun eigen aard, hebben hun eigen weg te gaan. Wij moeten daar rekening mee houden in hoe we hen trainen en waarin we hen trainen. Wat heeft dit kind nodig? Welke weg heeft God met dit kind voor? Wat is de ‘aard’ van dit kind? En wat kan dit kind wel of niet aan? Een kind met een verstandelijke beperking vraagt een andere aanpak dan een slim en nadenkend kind. Een impulsieve stuiterbol weer iets anders dan een onzeker en naïef kind.

Gebed
God kent je kind het beste. Hij weet precies wat je kind nodig heeft, wat hij wel of niet aankan en Hij kan beter dan wij de situatie inschatten. Jacobus 1:5: ‘En als iemand van u in wijsheid tekort schiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.’