Van EHBO tot nazorg

 

Opeens komt er een appje binnen: ‘Kan ik je nu even bellen?’ Zomaar uit het niets komt er een hulpvraag bij jou op je bord. Plotseling ben je betrokken geraakt bij een situatie waarin een kind of jongere in nood is. Het overkomt mij regelmatig. Soms door henzelf, maar veel vaker nog doordat kinderwerkers, jeugdleiders of pastoraal werkers bellen voor advies. Zij zijn vaak zomaar uit het niets middenin een pittige situatie beland. Wat doe je dan?

Het doet mij denken aan het verhaal van de barmhartige Samaritaan, dat Jezus vertelde[1]. Een reiziger valt in de handen van rovers, die hem beroven en mishandelen. Ze laten hem halfdood langs de weg liggen. Dan staat er: ‘Toevallig kwam er een priester langs diezelfde weg’. Opeens sta je voor de situatie. Het kruist je pad. Je kunt er niet voor kiezen of je het tegenkomt, het doet zich gewoon voor. En dan is de keuze aan jou: loop je door of kom je in actie? Wanneer de priester en de Leviet de man zien liggen, gaan ze hem aan de overkant voorbij. Ze doen net of ze niets zien. We weten dat dit verkeerd is om te doen. En toch is het iets heel menselijks, waar we zelf ook toe geneigd kunnen zijn. Het is makkelijker om de signalen weg te wuiven met gedachten als: ‘Het valt vast wel mee’, ‘Anderen zijn veel beter in staat om iets te doen dan ik’. Of: ‘Ik doe al genoeg.’ Over de barmhartige Samaritaan lezen we: ‘… en toen hij hem zag, was hij met innerlijke ontferming bewogen.’ Een prachtige uitdrukking die we ook tegenkomen bij de vader van de verloren zoon[2] en bij Jezus zelf[3]. Het is die innerlijke ontferming die ons aanzet tot actie. Het leed van de ander raakt ons, het gaat ons aan ons hart. We kunnen niet anders dan in actie komen om dat leed te verzachten. We hebben in de kerk een groot probleem als het leed van anderen ons koud laat. Tegelijk kan die innerlijke ontferming een valkuil worden, wanneer je hierdoor over je eigen grenzen gaat om anderen te helpen en er voor ze te zijn. Juist het verhaal van de barmhartige Samaritaan laat zien dat je het niet in je eentje hoeft te doen.

 

EHBO verlenen

Het eerste dat de Samaritaan doet, is de man zien en naar hem toe gaan. Dit is iets wat we allemaal kunnen doen. Binnen de kerk hebben we hier alle leden voor nodig. Het zien van kinderen en jongeren en contact met hen leggen, is niet een taak die specifiek is voor de kinderwerkers en jeugdleiders. Het is een verantwoordelijkheid van ons allemaal! Hoe kijk je naar de kinderen en jongeren in je gemeente? De Samaritaan kon op verschillende manieren kijken naar die neergeslagen reiziger langs de weg. Hij koos ervoor om hem te zien als een mens in nood. Hoe kijk jij naar dat drukke meisje dat maar niet stil kan blijven zitten tijdens de preek? Of naar die onderuitgezakte tiener, die verveeld en ongeïnteresseerd voor zich uit staart? Of naar die moeder die net is gescheiden en duidelijk moeite heeft om haar drie jonge kinderen in het gareel te houden? Kijk je weg of zie je een medemens, wie wat liefde en aandacht goed zou doen? Een knipoog, glimlach of high-five geven, gedag zeggen, jezelf voorstellen of een gesprekje beginnen is niet zo moeilijk (of eng) als het misschien lijkt.

Vervolgens verzorgt de Samaritaan de wonden van de man. Laten we dit EHBO[4] noemen. Dat is geen hogere wiskunde die slechts specialisten kunnen beheersen. Het vraagt wel wat basis bagage.  Wanneer het gaat om de pastorale nood bij kinderen en jongeren, vraagt het met name veiligheid en vertrouwen. In de praktijk zijn dit de mensen die in relatie met hen staan: ouders, kinderwerkers, jeugdleiders, familieleden en vrienden. Zij kunnen pastorale EHBO verlenen door een praatje te maken, samen te bidden, voor de ander te bidden, samen te huilen, de ander te bemoedigen, samen de Bijbel open te doen, advies te geven of er gewoon voor de ander te zijn.

 

Goede zorg

In sommige situaties is EHBO voldoende, maar niet altijd. Soms heeft een kind of jongere meer nodig. Degene die de nood ziet en de EHBO verleent, is niet altijd degene die vervolgens ook verdere zorg hoeft te verlenen. We zien dat de barmhartige Samaritaan de reiziger op zijn ezel zet en hem naar een herberg brengt. Dat is een prachtig beeld. In de kerk zou je het kinder- en jeugdwerk kunnen zien als het samen onderweg zijn met kinderen en jongeren. Kinder- en jeugdwerkers rusten hen toe en bieden EHBO waar nodig. Het kinder- en jeugdpastoraat (KJP) is als een herberg, waar kinderen en jongeren intensievere zorg en begeleiding kunnen krijgen. Waar ze ‘op adem kunnen komen’ en kunnen herstellen, zodat ze hun reis daarna weer kunnen vervolgen.

Als kinder- en jeugdwerkers zelf de pastorale begeleiding op zich nemen, is de kans erg groot dat ze overbelast raken. Tot op zekere hoogte kunnen zij een stukje van de zorg op zich nemen, maar ergens komt er een punt waarop het verstandig is als zij de zorg overdragen aan het kinder- en jeugdpastoraat. Waar dat overdrachtspunt ligt, hangt af van hoe het kinder- en jeugdwerk in de kerk is georganiseerd. En het hangt af van de aard van de problematiek, van de kennis en vaardigheden van de kinder- en jeugdwerkers en van de tijd en mogelijkheden die zij hebben. De Samaritaan stuurde de man niet in zijn eentje op weg naar de herberg met de opmerking: ‘Daar kunnen ze je verder helpen’. Nee, hij bracht de man er naartoe. In de herberg verzorgde hij de man. Het is belangrijk dat kinder- en jeugdwerkers een kind of jongere zelf naar het KJP brengen en dat er onderlinge samenwerking en afstemming plaatsvindt.

Die onderlinge samenwerking tussen het kinder- en jeugdwerk en het KJP is cruciaal. Het is frustrerend als je een mooie herberg hebt gerealiseerd en er worden geen reizigers naartoe gebracht. Je kunt een prachtig pastoraal team hebben toegerust en geactiveerd, maar als niemand kinderen en jongeren daar naartoe brengt, heeft het geen enkel nut. Het brengen van kinderen en jongeren is een plicht van kinder- en jeugdwerkers. Vervolgens heeft het KJP de plicht om de kinder- en jeugdwerkers op de hoogte te houden van wat zij hebben opgepakt. Dit gaat niet om de inhoudelijke, maar om de procesmatige zaken. Wanneer zij niet horen dat het KJP hun nood of zorg heeft opgepakt, geen idee hebben of iemand zich (nog) om het kind of de jongere bekommert of niet weten wat het KJP überhaupt doet, dan zullen ze niet nog eens iemand naar deze herberg brengen. Ze willen weten dat er goede zorg wordt verleend. Ze hoeven niet precies te weten welke zorg dat is, maar wel dat het goede zorg is en dat het daadwerkelijk gebeurt. Zo bouw je aan wederzijds vertrouwen en wordt de samenwerking vanzelfsprekender en hechter. Dat straal je uit naar de kinderen en jongeren (en hun ouders), die daarmee ook meer vertrouwen in zowel het kinder- en jeugdwerk als het KJP krijgen.

 

Crisispastoraat

Zoals bij de barmhartige Samaritaan krijg je soms heel plotseling te maken met een nood of hulpkreet. Je valt er ineens in. Dat betekent niet dat er altijd direct actie noodzakelijk is. In het pastoraat kun je drie niveaus qua ernst onderscheiden: een crisissituatie, een noodsituatie en een panieksituatie. Wanneer je ergens (plotseling) in betrokken raakt, helpt hen om eerst een inschatting te maken van de ernst van de situatie.

Een crisissituatie vraagt om directe actie. Dit zijn zaken die niet tot de volgende dag kunnen wachten of waar je eerst een teamvergadering over kunt beleggen. Uitstel kan (ernstige) schade opleveren. Je kunt denken aan een ongeluk, het overlijden van iemand dichtbij een kind of tiener, een tiener die aangeeft zich van het leven te willen beroven, een situatie van huiselijk geweld die uit de hand loopt, een tiener die is opgepakt door de politie of ouders die aangeven een kind niet meer thuis aan te kunnen en niet meer weten wat ze nu moeten doen. Belangrijk is dat je als kerk op dat moment de juiste stappen paraat hebt. Is in de gemeente bekend wie ze in zo’n situatie kunnen bellen? Weten de kinder- en jeugdwerkers wie ze kunnen bellen? En zijn er mensen beschikbaar die in zo’n geval inzetbaar zijn, voor gebed en voor pastorale hulp?

TIP
Zoek vooraf een gezin in je kerk die beschikbaar wil zijn als crisisplek voor kinderen en jongeren, voor als dit eens nodig is. Een veilige plek waar zij voor één of enkele nachten mogen verblijven, tot er een oplossing voor de crisis is gevonden.

 

In een noodsituatie is er wel degelijk een nood, die vraagt om actie op de korte termijn, maar het hoeft niet acuut op dat moment. Een noodsituatie vraagt om een luisterend oor, gebed en goede raad voor dat moment. Eventuele verdere zorg zou de volgende dag of eventueel nog iets later kunnen plaats vinden. Dit kan wellicht ook door iemand anders worden gedaan.

In een panieksituatie is iemand overstuur. Hij of zij weet zich totaal geen raad en kan de situatie niet meer overzien. We noemen het een panieksituatie als deze paniek niet terecht is – in een crisissituatie kan er immers ook paniek zijn, maar dat is dan terecht. In een panieksituatie is het belangrijk dat iemand tot rust gebracht wordt en geholpen wordt om de dingen weer in het juiste perspectief te zien.

 

Nazorg

Wanneer de barmhartige Samaritaan de reiziger in de herberg heeft gebracht, laat hij het daar niet bij. Hij houdt rekening met de duur van het herstel en draagt ook daar zorg voor. Die nazorg is heel belangrijk voor de pastorale zorg aan kinderen en jongeren. Enerzijds is er het ‘gewone’ contact met kinderen en jongeren, dat moet blijven doorgaan, ook wanneer zij daarnaast contact hebben met een pastoraal werker (of een hulpverlener van buiten de gemeente). Vaak hebben kinderen en jongeren er veel baat bij, dat zij naast hun hulpverlener nog anderen hebben met wie zij kunnen sparren, bij wie zij hun hart kunnen luchten en die hen motiveren om het hulptraject te volbrengen.

Anderzijds geldt dat het herstelproces van kinderen en jongeren door de jaren heen nog blijft doorgaan. Terwijl hun brein zich ontwikkelt, kijken ze met hun verder ontwikkelde denkvermogen anders naar de situatie die ze hebben mee gemaakt. Het is alsof ze hierdoor telkens door een nieuwe fase van het herstelproces gaan. Bijvoorbeeld wanneer de moeder van een jong kind overlijdt. Er start op dat moment een rouwproces dat zorg en aandacht vraagt. Een aantal jaar later begrijpt het kind dat andere kinderen nog wel een moeder hebben, en het ervaart het verschil tussen wel of geen moeder hebben. Dat besef moet een plaatsje krijgen en verwerkt worden. Weer later vraagt het zich wellicht af waarom het zijn moeder is geweest die overleed, en niet de moeder van anderen. En dan komen er wellicht geloofsvragen uit voort. Als hij of zij later zelf kinderen krijgt, ontstaat er een volgende fase van het rouwproces.

Dit proces geldt voor kleine als grote zorgen en problemen. De intensiteit van het proces is echter afhankelijk van hoe ernstig en ingrijpend de situatie is geweest en hoe het verwerkingsproces vanaf het begin is verlopen. KJP vraagt daarom niet alleen goede zorg en begeleiding rondom de periode van zorg, maar ook alertheid, betrokkenheid en eventuele zorg in de jaren daarna.

Juist in deze tijd, waarin de nood in gezinnen en onder kinderen en jongeren zo duidelijk zichtbaar wordt en waarin we zien hoe de jeugdhulpverlening steeds meer beperkt wordt tot de meest complexe gevallen, ligt er een prachtige missie voor ons als kerken. Jezus zei: ‘Laat de kinderen bij Mij komen.’[5] Laten we ze bij Hem brengen!

 

 

[1] Lucas 10:25-37

[2] Lucas 15:20

[3] O.a. Matt. 9:36, Matt. 14:14, Matt. 15:32, Lucas 7:13

[4] Eerste Hulp Bij Ongelukken

[5] Marcus 10:14