Jeugdpastoraat opzetten

Terwijl ze bidt, spits ik steeds meer mijn oren. Ze deelt haar hart met God en laat de rest van het groepje daarin mee luisteren. Ze schetst een ingrijpende gebeurtenis, waar ik van schrik. We zijn nog maar halverwege deze kampweek en de gebrokenheid in de levens van de jongeren hier is enorm. De duivel gaat werkelijk rond als een brullende leeuw; zijn sporen van ellende zijn overal te zien. We kunnen niet wegkijken en doen alsof deze problemen er niet zijn. De nood is levensgroot [1], óók in de kerken.

Wie de nood ziet, staat meteen voor de volgende, ingewikkelde uitdaging: wat kunnen we in de kerk voor hen betekenen? De meeste gemeenteleden hebben niet de expertise om de juiste begeleiding te bieden. Bovendien heb je te maken met ouders, die je de juiste plaats moet geven als eerst verantwoordelijken voor hun kind. En hoe kom je in gesprek met een kind of jongere over wat er diep in hun hart speelt? Het is begrijpelijk dat veel leed onbesproken blijft. Het is begrijpelijk, maar niet goed.

Juist je in de problemen zit, heb je God nodig. Juist dan heb je Zijn wijsheid nodig om te weten wat te doen. Juist dan heb je Zijn genezing, Zijn vergeving en Zijn nabijheid nodig. Dat geldt zéker voor kinderen, die nog veel kwetsbaarder zijn dan wij. Als hun wonden niet de juiste verzorging krijgen, kan de schade doorwerken tot ver in hun volwassen leven. God Zelf heeft ons opgedragen om goede herders van de kudde te zijn. ‘Weid Mijn lammeren’, zei Jezus[2]. ‘En wie zo’n kind ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij. Maar wie één van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen om zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.’[3] ‘Laat de kinderen begaan en verhinder hen niet om bij Mij te komen, want voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen.’[4] Wij hebben een verantwoordelijkheid en een belangrijke taak. Met wijsheid en goed beleid kunnen we die, onder Gods leiding, volbrengen.

 

Veiligheid

Het begint bij de basis. De kerk, als Gods huis, moet een veilige plek zijn. Als je in de kerk niet veilig bent, waar kun je dan nog naar toe? Dit is juist de plek waar alle zieken, verwonde en vermoeide mensen naar toe moeten kunnen komen! Wanneer bijvoorbeeld kindermishandeling en misbruik zich voordoen binnen de kerkelijke gemeente, zijn de gevolgen extra desastreus. Niet alleen voor de slachtoffers. Stel dat je er als kerk niet alles aan gedaan hebt om het te voorkomen of te doen stoppen… wat zal de wereld om ons heen daarvan zeggen? Deze zeer ingrijpende misdrijven moeten we met al onze mogelijkheden zien te voorkomen. En wanneer ze zich onverhoopt voordoen, hebben we de plicht om ze te doen stoppen en alle betrokkenen in veiligheid en tot herstel proberen te brengen. In het beleid van de kerk moet je daarom zowel de preventie opnemen (hoe voorkomen we zulke misstanden) als de curatie (hoe handelen we als dit zich voordoet).

Ter voorkoming kun je veel doen in de praktische organisatie van het kerk zijn en het kinder- en jeugdwerk. Laat tieners en volwassenen bijvoorbeeld niet alleen met kinderen. Zorg dat mensen in het zicht blijven: zaag een raam in de deur of laat de deuren open staan. Wees voorzichtig wie je in contact met kinderen brengt. Beter te voorzichtig, dan dat het mis gaat. Stel richtlijnen op voor hoe je binnen de kerk met kinderen omgaat.

Wanneer je wordt geconfronteerd met misbruik, pesten of andere ingrijpende zaken, moet je snel kunnen beslissen wat je moet doen. De complexiteit, de schrik en emoties zorgen ervoor dat je niet snel genoeg de situatie kunt overzien. Daarvoor zijn protocollen van belang. Stel deze op, vóórdat je met zo’n situatie te maken krijgt. Laat je hierbij adviseren door deskundigen en door kerken die al eens zoiets hebben mee gemaakt.

 

Eenheid

Een veilige plek bieden en een goed vangnet voor kinderen creëren vraagt om afstemming tussen verschillende onderdelen van de gemeente. Zij zijn ieder op hun eigen manier betrokken bij kinderen.

Honingraat 2

Centraal in het figuur staat de gemeenteleiding. Zij is uiteindelijk verantwoordelijk voor alle facetten in de gemeente, dus ook voor jeugdpastoraat. Zij is van alle belangrijke zaken in de gemeente op de hoogte en kan daardoor de voortgang, de onderlinge verbanden en de samenhang bewaken. Bovenaan staat het onderwijs dat in de gemeente wordt gegeven. Hoe beter het onderwijs in de gemeente, hoe beter iedereen Gods Woord kan begrijpen en toepassen in de praktijk van het leven. Dat voorkomt veel zorgen en problemen en zorgt er bovendien voor dat mensen sneller zaken oppakken die in het pastoraat worden aangereikt. Wanneer je bijvoorbeeld geen goed onderwijs geeft over huwelijk, relaties en seksualiteit, is het niet gek dat jongeren allerlei verkeerde keuzes maken op dat vlak, die tot pastorale nood leiden.

Rechts staan ouders en volwassenpastoraat. Opvoeden is niet makkelijk. Veel ouders kunnen wel wat steun en wijze raad gebruiken. Het is een taak van de gemeente om hen daarin bij te staan [5]. Ouders hebben de meeste invloed op kinderen. Wanneer je als kerk investeert in sterke, stabiele gezinnen, heeft dat meer impact dan welk van de andere onderdelen ook. Het welbevinden van ouders en kinderen hangt sterk met elkaar samen. Daarom is een nauwe samenwerking tussen volwassenpastoraat en jeugdpastoraat noodzakelijk. Wanneer ouders in contact zijn met het volwassenpastoraat omdat hun huwelijk stuk dreigt te lopen, dan wéét je al dat de kinderen pastorale zorg nodig hebben. En wanneer een kind niet te handhaven is binnen het kinderwerk, kun je bedenken dat de ouders waarschijnlijk wel wat steun en bemoediging kunnen gebruiken om dit kind thuis wel te handhaven.

Links staan het kinder- en jeugdwerk. Kinderen stappen zelden met een hulpvraag op volwassenen af. In plaats daarvan zenden ze signalen uit naar mensen die dichtbij hen staan en die ze vertrouwen, zoals kinderwerkers en jeugdleiders. Zij zijn vaak degenen die als eerste merken dat er iets aan de hand is. En omdat zij in relatie met het kind of de jongere staan, zijn zij vaak ook degenen die de eerste stap zetten. Om signalen goed op te vangen en om goed op die signalen te reageren, hebben zij toerusting nodig. Om door te gaan naar intensievere begeleiding is een goede samenwerking met de jeugdpastoraal werkers nodig.

Wanneer deze onderdelen goed functioneren, is er een goede basis van waaruit je het jeugdpastoraat kunt laten groeien. In de eerste plaats is er een soepele samenwerking en afstemming nodig met al deze onderdelen. Hoe je dat organiseert is afhankelijk van de omvang en het karakter van de gemeente. In veel gevallen voldoet het wanneer je snel de verantwoordelijken voor het kinder- en jeugdwerk, het volwassenpastoraat, het jeugdpastoraat en iemand van de gemeenteleiding bij elkaar kunt krijgen om met elkaar af te stemmen. Dit kun je ad hoc plannen wanneer nodig. In grote(re) kerken is het raadzaam om (ook) met een vaste regelmaat bij elkaar te komen.

 

Zorg bieden

Stel, een kind of jongere heeft pastorale zorg nodig. Wie binnen de gemeente kan die zorg geven? Hier is een team van meerdere mensen nodig. Niet iedereen heeft een klik met elk thema, elk type kind of elke leeftijdsgroep. Nog afgezien van agenda’s en andere praktische grenzen en mogelijkheden. Het is wijs om een coördinerend team te vormen dat het jeugdpastoraat binnen de gemeente laat reilen en zeilen. Zij zorgen voor draagvlak, vertrouwen, de juiste kaders en een goede afstemming. Bij hen komen signalen en hulpvragen binnen en zij kunnen daarin de juiste stappen zetten. Dat betekent niet dat zij al die zorg zelf hoeven bieden. Het is goed mogelijk om binnen (en misschien ook buiten) de gemeente pastoraal werkers te hebben die zich alleen hoeven te richten op het geven van pastorale hulp. Het coördinerend team kan in kaart brengen welke mensen welke zorg kunnen bieden. Eventueel kun je als gemeente investeren in extra onderwijs en toerusting van deze mensen.

Om te zorgen dat een kind de juiste zorg krijgt, is een goede analyse van de situatie belangrijk en een goed zicht op wat je wel, en ook wat je niet zelf kunt oppakken in de gemeente. Het kan goed zijn om in kaart te brengen welke hulp er nog meer is in de omgeving. Denk hierbij aan opvoedondersteuning, maatschappelijk werk, christelijke en reguliere hulpverlening. Wat is je visie als kerk hierin? Waar wil je als kerk naar toe groeien in wat je wel en wat je niet wilt kunnen aanbieden? Hoe wil je je verhouden t.o.v. professionele hulpverleners?

Wanneer er een vertrouwensband met een kind is ontstaan, kan het gebeuren dat het kind steeds meer gaat delen en de situatie veel complexer blijkt te zijn dan gedacht. Of er ontstaat een goede band, maar de tiener neemt geen enkel advies ter harte. Het zijn fijne gesprekken, maar de situatie verandert niet. Supervisie helpt om te bewaken dat het kind daadwerkelijk geholpen wordt. En daarnaast is het ‘coaching on the job’, waardoor de pastoraal werkers verder groeien en ontwikkelen. Supervisie van de pastoraal werkers kun je laten geven door mensen uit het coördinerende team, of door iemand die je hier speciaal voor vraagt.

 

Beleid: werk in uitvoering

Een valkuil van beleidsmakers is om zich in een thema te begraven en een prachtig boekwerk te ontwikkelen waarin het thema tot in de fijnste details wordt uitgewerkt en toegelicht, waarna vervolgens niemand het op kan brengen om alles te lezen, laat staan toe te passen. Beleid is werk in uitvoering, ook wanneer het gaat om jeugdpastoraat. Je hoeft niet alles compleet uitgewerkt te hebben voordat je kunt beginnen. Juist niet. Want al doende groeit je kennis en inzicht waardoor je steeds beter ziet wat je wel en niet moet doen. In de loop der tijd veranderen omstandigheden en mensen wisselen van functies binnen de kerk waardoor je voortdurend het beleid actualiseert.

Het begint bij de keuze om als kerk deze verantwoordelijkheid op te pakken. Vraag God om leiding. Het gaat om Zijn kinderen.[6] Hij kent ze bij naam en weet wat ze nodig hebben. Laat Hem de weg wijzen. Zoek een aantal mensen bij elkaar met wie je de plannen kunt delen en die hierin met je mee willen denken. Vraag eventueel iemand van buiten de gemeente die ervaring heeft met jeugdpastoraat om jullie te adviseren of te begeleiden in het opzetten van beleid of het versterken van het jeugdpastoraat binnen de kerk. Je hoeft meestal niet het wiel helemaal uit te vinden. Begin bij de sterke punten die er al zijn in de kerk en ga het van daar langzaam uitbouwen. Bedenk waar je naar toe wilt groeien, wat je over een paar jaar graag zou willen in de gemeente en beweeg stapje voor stapje die kant op met elkaar.

Beleid zet je niet alleen op voor de korte periode, maar om jeugdpastoraat structureel in te bedden in de gemeente. Het risico bestaat dat de mensen die het opzetten, na verloop van tijd de gemeente verlaten en dan hun kennis en ervaring met zich meenemen, waardoor alles wat binnen de gemeente was opgebouwd, weer instort. Neem daarom de tijd om het goed in te bedden en tot iets blijvends te maken en mensen erbij te betrekken.

Toen het volk Israël uit Egypte trok op weg naar het Beloofde Land, stuurde God hen niet zomaar die richting op. Er staat in Exodus 13:21: ‘De HEERE ging vóór hen uit, overdag in een wolkkolom om hun de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hun licht te geven, zodat zij dag en nacht verder konden trekken.’ Wat een bemoediging is dat! Dat God je zo op je weg mag begeleiden als je aan de slag wilt gaan met jeugdpastoraat. En wat zou het mooi zijn als elk kind en elke jongere zich zó door God begeleid mag weten!

 

[1] www.raiseup.nl/downloads: ‘Factsheet cijfers jeugd’
[2] Joh. 21:15
[3] Matt. 18:5-6
[4] Matt. 19:14
[5] Titus 2:2-8
[6] Psalm 127:3